Staan

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)staan

Ik sta.
Je/U staat.
Hij/Ze/Het staat.
We staan.
Jullie staan.
Ze staan.

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik heb gestaan.
Je/U hebt gestaan.
Hij/Ze/Het heeft gestaan.
We hebben gestaan.
Jullie hebben gestaan.
Ze hebben gestaan.

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik stond.
Je/U stond.
Hij/Ze/Het stond.
We stonden.
Jullie stonden.
Ze stonden.

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal staan.
Je/U zal staan.
Hij/Ze/Het zal staan.
We zullen staan.
Jullie zullen staan.
Ze zullen staan.

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou staan.
Je/U zou staan.
Hij/Ze/Het zou staan.
We zouden staan.
Jullie zouden staan.
Ze zouden staan.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.