L’école/De school

 

Les pièces de l’école / De kamers van de school :

de klas la classe  de klas
muziekklas la classe de musique de muziekklas (+sen)
gymzaal la salle de gym de sportzaal (+zalen)
studiezaal la salle d’étude de studiezaal (+zalen)
computerzaal la salle aux ordinateurs de computerzaal (+zalen)
videozaal la salle de vidéos de videozaal (+zalen)
spektakelzaal la salle de spectacle de spektakelzaal (+zalen)
leraarskamer la salle des professeurs de leraarszaal (+zalen), de leraarskamer (+s)
eetzaal le réfectoire de refter (+s), de eetzaal (+zalen)
kantoor le bureau du directeur het kantoor van de directeur
secretariaat le secrétariat het secretariaat
ziekenkamertje l’infirmerie het ziekenkamertje (+s)
labo le laboratoire het labo (+’s)
deur la porte de deur (+en)
ingang l’entrée de ingang (+en)
toilet la toilette het toilet (+ten)
douches les douches de douches
trap l’escalier de trap (+pen)
gang le couloir de gang (+en)
lift l’ascenseur de lift (+en)
park le parc het park (+en)
speelplaats la cour de récréation de speelplaats (+en)
voetbal le terrain de foot het voetbalterrein (+en)

klas

Les personnes/De personen

l’élève (masculin) de leerling (+en)
l’élève (féminin) de leerlinge (+n)
l’étudiant de student (+en)
l’étudiante de studente (+n)
le professeur de leraar (+aren OU +s)/de lerares (+sen),
de docent (+en), de leerkracht (+en)
le titulaire de klasleraar (+aren OU +s), de klaslerares (+sen)
l’éducateur de opvoeder (+s)
l’éducatrice de opvoedster (+ren)
le directeur de directeur (+en)
la directrice de directrice (+s)
la direction de directie (+s)

Le matériel/Het materiaal

klas
la craie het krijt
la colle de plakstift (+en), de lijm (+en)
l’agrafeuse de nietmachine (+s), de nietjesmachine (+s)
la perforatrice de perforator
le dictionnaire het woordenboek (+en)
les bancs de schoolbanken
les chaises de stoelen
le bureau het bureau (+s)
le tableau het bord (+en)
l’éponge de spons (+zen)
le seau de emmer (+s)
le frotteur de bordenwisser (+s)
la poubelle de vuilbak (+ken), de prullenmand (+en)
l’ordinateur de computer (+s)
le clavier het toetsenbord (+en)
l’écran het schermpje (+s)

[/su_table]