Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)
Ik dans.
Je/U danst.
Hij/Ze/Het danst.
We dansen.
Jullie dansen.
Ze dansen.
Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)
Ik heb gedanst.
Je/U hebt gedanst.
Hij/Ze/Het heeft gedanst.
We hebben gedanst.
Jullie hebben gedanst.
Ze hebben gedanst.
Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)
Ik danste.
Je/U danste.
Hij/Ze/Het danste.
We dansten.
Jullie dansten.
Ze dansten
Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)
Ik zal dansen.
Je/U zal dansen.
Hij/Ze/Het zal dansen.
We zullen dansen.
Jullie zullen dansen.
Ze zullen dansen.
Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)
Ik zou dansen.
Je/U zou dansen.
Hij/Ze/Het zou dansen.
We zouden dansen.
Jullie zouden dansen.
Ze zouden dansen.
PRONONCIATION : (C.Vijverman)