Drinken

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)

Ik drink.boire Je/U drinkt.
Hij/Ze/Het drinkt.
We drinken.
Jullie drinken.
Ze drinken.

 

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik heb gedronken.
Je/U hebt gedronken.
Hij/Ze/Het heeft gedronken.
We hebben gedronken.
Jullie hebben gedronken.
Ze hebben gedronken.

 

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik dronk.
Je/U dronk.
Hij/Ze/Het dronk.
We dronken.
Jullie dronken.
Ze dronken.

 

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal drinken.
Je/U zal drinken.
Hij/Ze/Het zal drinken.
We zullen drinken.
Jullie zullen drinken.
Ze zullen drinken.

 

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou drinken.
Je/U zou drinken.
Hij/Ze/Het zou drinken.
We zouden drinken.
Jullie zouden drinken.
Ze zouden drinken.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.