Eruitzien

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)

Ik zie eruit.
Je/U ziet eruit.
Hij/Ze/Het ziet eruit.
We zien eruit.
Jullie zien eruit.
Ze zien eruit.

 

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik heb eruitgezien.
Je/U hebt eruitgezien.
Hij/Ze/Het heeft eruitgezien.
We hebben eruitgezien.
Jullie hebben eruitgezien.
Ze hebben eruitgezien.

 

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik zag eruit.
Je/U zag eruit.
Hij/Ze/Het zag eruit.
We zagen eruit.
Jullie zagen eruit.
Ze zagen eruit.

 

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal eruitzien.
Je/U zal eruitzien.
Hij/Ze/Het zal eruitzien.
We zullen eruitzien.
Jullie zullen eruitzien.
Ze zullen eruitzien.

 

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou eruitzien.
Je/U zou eruitzien.
Hij/Ze/Het zou eruitzien.
We zouden eruitzien.
Jullie zouden eruitzien.
Ze zouden eruitzien.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.