Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)
Ik ga.
Je/U gaat.
Hij/Ze/Het gaat.
We gaan.
Jullie gaan.
Ze gaan.
Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)
Ik ben gegaan.
Je/U bent gegaan.
Hij/Ze/Het is gegaan.
We zijn gegaan.
Jullie zijn gegaan.
Ze zijn gegaan.
Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)
Ik ging.
Je/U ging.
Hij/Ze/Het ging.
We gingen.
Jullie gingen.
Ze gingen.
Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)
Ik zal gaan.
Je/U zal gaan.
Hij/Ze/Het zal gaan.
We zullen gaan.
Jullie zullen gaan.
Ze zullen gaan.
Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)
Ik zou gaan.
Je/U zou gaan.
Hij/Ze/Het zou gaan.
We zouden gaan.
Jullie zouden gaan.
Ze zouden gaan.
PRONONCIATION : (C.Vijverman)