Gaan

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)

Ik ga.
Je/U gaat.
Hij/Ze/Het gaat.
We gaan.
Jullie gaan.
Ze gaan.

 

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik ben gegaan.
Je/U bent gegaan.
Hij/Ze/Het is gegaan.
We zijn gegaan.
Jullie zijn gegaan.
Ze zijn gegaan.

 

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik ging.
Je/U ging.
Hij/Ze/Het ging.
We gingen.
Jullie gingen.
Ze gingen.

 

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal gaan.
Je/U zal gaan.
Hij/Ze/Het zal gaan.
We zullen gaan.
Jullie zullen gaan.
Ze zullen gaan.

 

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou gaan.
Je/U zou gaan.
Hij/Ze/Het zou gaan.
We zouden gaan.
Jullie zouden gaan.
Ze zouden gaan.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.