Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)
Ik hoor.
Je/U hoort.
Hij/Ze/Het hoort.
We horen.
Jullie horen.
Ze horen.
Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)
Ik heb gehoord.
Je/U hebt gehoord.
Hij/Ze/Het heeft gehoord.
We hebben gehoord.
Jullie hebben gehoord.
Ze hebben gehoord.
Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)
Ik hoorde.
Je/U hoorde.
Hij/Ze/Het hoorde.
We hoorden.
Jullie hoorden.
Ze hoorden.
Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)
Ik zal horen.
Je/U zal horen.
Hij/Ze/Het zal horen.
We zullen horen.
Jullie zullen horen.
Ze zullen horen.
Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)
Ik zou horen.
Je/U zou horen.
Hij/Ze/Het zou horen.
We zouden horen.
Jullie zouden horen.
Ze zouden horen.
PRONONCIATION : (C.Vijverman)