Klaarmaken

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)

Ik maak klaar.
Je/U maakt klaar.
Hij/Ze/Het maakt klaar.
We maken klaar.
Jullie maken klaar.
Ze maken klaar.

 

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik heb klaargemaakt.
Je/U hebt klaargemaakt.
Hij/Ze/Het heeft klaargemaakt.
We hebben klaargemaakt.
Jullie hebben klaargemaakt.
Ze hebben klaargemaakt.

 

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik maakte klaar.
Je/U maakte klaar.
Hij/Ze/Het maakte klaar.
We maakten klaar.
Jullie maakten klaar.
Ze maakten klaar.

 

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal klaarmaken.
Je/U zal klaarmaken.
Hij/Ze/Het zal klaarmaken.
We zullen klaarmaken.
Jullie zullen klaarmaken.
Ze zullen klaarmaken.

 

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou klaarmaken.
Je/U zou klaarmaken.
Hij/Ze/Het zou klaarmaken.
We zouden klaarmaken.
Jullie zouden klaarmaken.
Ze zouden klaarmaken.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.