Leren

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)

Ik leer.
Je/U leert.
Hij/Ze/Het leert.
We leren.
Jullie leren.
Ze leren.

 

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik heb geleerd.
Je/U hebt geleerd.
Hij/Ze/Het heeft geleerd.
We hebben geleerd.
Jullie hebben geleerd.
Ze hebben geleerd.

 

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik leerde.
Je/U leerde.
Hij/Ze/Het leerde.
We leerden.
Jullie leerden.
Ze leerden.

 

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal leren.
Je/U zal leren.
Hij/Ze/Het zal leren.
We zullen leren.
Jullie zullen leren.
Ze zullen leren.

 

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou leren.
Je/U zou leren.
Hij/Ze/Het zou leren.
We zouden leren.
Jullie zouden leren.
Ze zouden leren.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.