Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)
Ik leer.
Je/U leert.
Hij/Ze/Het leert.
We leren.
Jullie leren.
Ze leren.
Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)
Ik heb geleerd.
Je/U hebt geleerd.
Hij/Ze/Het heeft geleerd.
We hebben geleerd.
Jullie hebben geleerd.
Ze hebben geleerd.
Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)
Ik leerde.
Je/U leerde.
Hij/Ze/Het leerde.
We leerden.
Jullie leerden.
Ze leerden.
Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)
Ik zal leren.
Je/U zal leren.
Hij/Ze/Het zal leren.
We zullen leren.
Jullie zullen leren.
Ze zullen leren.
Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)
Ik zou leren.
Je/U zou leren.
Hij/Ze/Het zou leren.
We zouden leren.
Jullie zouden leren.
Ze zouden leren.
PRONONCIATION : (C.Vijverman)