Résumé-Quiz
0 questions correctes sur 2
Questions:
- 1
- 2
Information
Prêt(e) pour l’exercice sur les pronoms interrogatifs – niv. 2 ?
A toi ! 
Vous avez déjà rempli le questionnaire avant. Par conséquent, vous ne pouvez pas recommencer.
Quiz is loading...
You must sign in or sign up to start the quiz.
Vous devez finir le quiz suivant, avant de commencer celui-ci :
Résultats
0 questions sur 2 répondues correctement
Votre temps:
Temps écoulé
| Score moyen |
|
| Votre score |
|
Categories
- Not categorized 0%
-
Bravo ! Tu as réussi ce niveau !
-
Dommage… Lis bien tes erreurs et essaie de les comprendre.
| Position | Nom | Passé le | Points | Résultat |
|---|---|---|---|---|
| Chargement du tableau | ||||
| Aucune donnée disponible | ||||
- 1
- 2
- Répondu
- Examiner
-
Question 1 sur 2
1. Question
10 pointsComplète les phrases avec un mot interrogatif.
/!\ Fais attention à la réponse !- Exemple : Wat is haar voornaam? Haar voornaam is Rose. 1. (Waar) speelt hij? Hij speelt buiten. 2. (Hoeveel) zussen heeft de buurman? Hij heeft 3 zussen. 3. (In welke) stad wonen jullie? We wonen in Brugge. 4. (Wie) eet een boterham? Juliette en Saskia eten een boterham. 5. (Met wie) spreekt de directeur? Hij spreekt met de leraren. 6. (Hoe groot) is dit huis? Dit huis is 10 meter hoog. 7. (Hoe oud) is het paard? Het paard is 21 jaar oud. 8. (Wat) is dat? Dat is een tafel. 9. (Wanneer) is ze geboren? Ze is in de zomer geboren. 10. (Hoe duur) is een kast? Een kast kost 200 euro.
Indice
Liste de vocabulaire :
buiten : dehors
de buurman : le voisin (masculin)
de boterham : la tartine
de leraar : le professeur (masculin)
het huis : la maison
hoog : haut
de tafel : la table
geboren zijn : être né(e)
de zomer : l’été
de kast : l’armoire, le placard
kosten : coûter -
Question 2 sur 2
2. Question
5 pointsComplète les questions suivantes (que tu as déjà étudiées) par un pronom interrogatif.
/!\ Fais attention à la réponse.- Exemple : Wie is je leraar? - Meneer De Groot is mijn leraar. 1. (Hoe oud) ben je? - Ik ben 15 jaar oud. 2. (Wanneer) ben je geboren? - Ik ben op 13 april geboren. 3. (Wat) is je lievelingskleur? - Mijn lievelingskleur is oranje. 4. (Hoe) heet je? - Ik heet Jules. 5. (In welke) stad woon je? - Ik woon in Huy.