Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)
Ik maak.
Je/U maakt.
Hij/Ze/Het maakt.
We maken.
Jullie maken.
Ze maken.
Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)
Ik heb gemaakt.
Je/U hebt gemaakt.
Hij/Ze/Het heeft gemaakt.
We hebben gemaakt.
Jullie hebben gemaakt.
Ze hebben gemaakt.
Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)
Ik maakte.
Je/U maakte.
Hij/Ze/Het maakte.
We maakten.
Jullie maakten.
Ze maakten.
Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)
Ik zal maken.
Je/U zal maken.
Hij/Ze/Het zal maken.
We zullen maken.
Jullie zullen maken.
Ze zullen maken.
Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)
Ik zou maken.
Je/U zou maken.
Hij/Ze/Het zou maken.
We zouden maken.
Jullie zouden maken.
Ze zouden maken.
PRONONCIATION : (C.Vijverman)