Opstaan

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)

Ik sta op.
Je/U staat op.
Hij/Ze/Het staat op.
We staan op.
Jullie staan op.
Ze staan op.

 

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik ben opgestaan.
Je/U bent opgestaan.
Hij/Ze/Het is opgestaan.
We zijn opgestaan.
Jullie zijn opgestaan.
Ze zijn opgestaan.

 

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik stond op.
Je/U stond op.
Hij/Ze/Het stond op.
We stonden op.
Jullie stonden op.
Ze stonden op.

 

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal opstaan.
Je/U zal opstaan.
Hij/Ze/Het zal opstaan.
We zullen opstaan.
Jullie zullen opstaan.
Ze zullen opstaan.

 

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou opstaan.
Je/U zou opstaan.
Hij/Ze/Het zou opstaan.
We zouden opstaan.
Jullie zouden opstaan.
Ze zouden opstaan.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.