Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)
Ik poets.
Je/U poetst.
Hij/Ze/Het poetst.
We poetsen.
Jullie poetsen.
Ze poetsen.
Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)
Ik heb gepoetst.
Je/U hebt gepoetst.
Hij/Ze/Het heeft gepoetst.
We hebben gepoetst.
Jullie zijn gepoetst.
Ze zijn gepoetst.
Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)
Ik poetste.
Je/U poetste.
Hij/Ze/Het poetste.
We poetsten.
Jullie poetsten.
Ze poetsten.
Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)
Ik zal poetsen.
Je/U zal poetsen.
Hij/Ze/Het zal poetsen.
We zullen poetsen.
Jullie zullen poetsen.
Ze zullen poetsen.
Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)
Ik zou poetsen.
Je/U zou poetsen.
Hij/Ze/Het zou poetsen.
We zouden poetsen.
Jullie zouden poetsen.
Ze zouden poetsen.
PRONONCIATION : (C.Vijverman)