Praten

Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)

Ik praat.
Je/U praat.
Hij/Ze/Het praat.
We praten.
Jullie praten.
Ze praten.

 

Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)

Ik heb gepraat.
Je/U hebt gepraat.
Hij/Ze/Het heeft gepraat.
We hebben gepraat.
Jullie hebben gepraat.
Ze hebben gepraat.

 

Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)

Ik praatte.
Je/U praatte.
Hij/Ze/Het praatte.
We praatten.
Jullie praatten.
Ze praatten.

Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)

Ik zal praten.
Je/U zal praten.
Hij/Ze/Het zal praten.
We zullen praten.
Jullie zullen praten.
Ze zullen praten.

 

Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)

Ik zou praten.
Je/U zou praten.
Hij/Ze/Het zou praten.
We zouden praten.
Jullie zouden praten.
Ze zouden praten.

PRONONCIATION : (C.Vijverman)

Laissez un petit commentaire ! ;-)

Ce site utilise Akismet pour réduire les indésirables. En savoir plus sur comment les données de vos commentaires sont utilisées.