Présent/Onvoltooid Tegenwoordige tijd (OTT)
Ik schijn.
Je/U schijnt.
Hij/Ze/Het schijnt.
We schijnen.
Jullie schijnen.
Ze schijnen.
Passé composé/Voltooid Tegenwoordige tijd (VTT)
Ik heb geschenen.
Je/U hebt geschenen.
Hij/Ze/Het heeft geschenen.
We hebben geschenen.
Jullie hebben geschenen.
Ze hebben geschenen.
Imparfait + Passé simple/Onvoltooid Verleden Tijd (OVT)
Ik scheen.
Je/U scheen.
Hij/Ze/Het scheen.
We schenen.
Jullie schenen.
Ze schenen.
Futur simple/Onvoltooid Tegenwoordige Toekomende Tijd (OTTT)
Ik zal schijnen.
Je/U zal schijnen.
Hij/Ze/Het zal schijnen.
We zullen schijnen.
Jullie zullen schijnen.
Ze zullen schijnen.
Conditionnel présent/Onvoltooid Verleden Toekomende Tijd (OVTT)
Ik zou schijnen.
Je/U zou schijnen.
Hij/Ze/Het zou schijnen.
We zouden schijnen.
Jullie zouden schijnen.
Ze zouden schijnen.
PRONONCIATION : (C.Vijverman)