L’alimentation/Het voedsel

 

Les boissons/De dranken :vin 2

la bière het bier (+en)
le vin de wijn (+en)
la soupe de soep (+en)

Les féculents/De deegwaren :

 deegwaren
la baguette het stokbrood (+broden)
le petit pain garni het belegde broodje (+s)
le pain complet het volkorenbrood (+broden)

Les légumes/De groenten :

 groenten
l’asperge de asperge (+s)
l’aubergine de aubergine (+s)
la courgette de courgette (+s)
le poireau de prei (+en)
le petit pois de erwt (+en)
le haricot de boon (bonen)
le champignon de champignon (+s)/de paddenstoel (+en)
le céleri de selderij (+en)
le potiron de pompoen (+en)
l’épinard de spinazie (+s)
le chou-fleur de bloemkool (+kolen)
le chou-rouge de rodekool (+kolen)
le chou de Bruxelles de spruit (+en)
le chicon het witloof (+loven)
les crudités de rauwkost

Les fruits/De vruchten :

 de appel
l’ananas de ananas (+sen)
la mandarine de mandarijn (+en)
le pamplemousse de pompelmoes (+moezen), de grapefruit
le melon de meloen (+en)
la pastèque de watermeloen (+en)
la mangue de mango (+’s)
l’abricot de abrikoos (+kozen)
la pêche de perzik (+en)
la prune de pruim (+en)
la cerise de kers (+en)
le raisin de druif (+ven)
la fique de vijg (+en)
le kiwi de kiwi (+’s)
la rhubarbe de rabarber
les mûres de braambessen
la noix de coco de kokosnoot (+noten)
la salade de fruits de fruitsla

La viande, le poisson, les œufs/

Het vlees, de vis, de eieren :

 vissen
 la viande de veau het kalfsvlees
le poulet de kip (+pen)
le gibier het wild
le steak de biefstuk (+ken)
le steak haché gehakte biefstuk
la côtelette de kotelet (+ten)
la brochette de brochette (+s)
le rôti het gebraad
le lard de/het spek (+ken)
la boulette het gehaktballetje (+s)
les fruits de mer de zeevruchten
les coquillages de schelpdieren
les crustacés de schaaldieren
les huîtres de oesters
le hareng de haring (+en)
la sardine de sardine (+s)
le crabe de krab (+ben)
le cabillaud de kabeljauw (+en)
le scampi de scampi (+’s)
l’omelette de omelet (+ten)
l’œuf à la coque het zachtgekookt ei (+eieren)

Les produits laitiers/

De zuivelproducten:

 melk
le fromage blanc de zachte kaas (kazen) 
la crème fraîche de room
la chantilly  de slagroom 

Les fruits secs/De droge vruchten:

fruits secs
la noisette de hazelnoot (+noten)
la cacahuète de pinda (+’s)
la pistache de pistache (+s)
les raisins de rozijnen

Le groupe restant/De restgroep:

koekje
le gâteau het gebakje (+s)
le biscuit het koekje (+s)
la tarte de taart (+en)
le chewing-gum de/het kauwgom

Les plats/De schotels:

pizza
la fondue au fromage de kaasfondue
les frittes de frieten
la pita de pita
le couscous de couscous
la lasagne de lasagne
la pizza de pizza
les pâtes bolognaise de pasta met bolognesesaus